Wednesday 8 November 2017

De Amsterdamsche Impressionisten en hun kring

Een boek en een stelling van kunstcriticus en museumdirecteur A.M.Hammacher  1897-2002
Column nr 481 dd. 8 november 2017



G.H. Breitner, Maannacht, olieverf op doek, 71 x 101  Museum d'Orsay  Parijs





G.H. Breitner,  Amsterdamsche vrouwen, 1890, pastel


Je leest een advertentie, dat iemand kunstboeken gaat opruimen en dan ben je als kunsthistoricus gespitst en ga je even kijken. Als je oude banden zie, ben je attent en deze keer ging het om een boekwerk van A. M. Hammacher, een kunstcriticus en museumdirecteur van grote statuur. Van 1947-1963 was hij directeur van Kroller Muller te Otterlo en grondlegger van de beeldentuin te Otterloo. Als je vervolgens nog buitengewoon hoogleraar bent van de TU Delft en een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit Utrecht hebt ontvangen, dan mag je de betiteling BN'er wel achter je naam plakken. Tussen al die kunstboeken werd een boek van deze hoogleraar aangetroffen met een bijzondere titel :Amsterdamsche impressionisten en hun kring. Als je na zeven jaar studie kunstgeschiedenis met als specialiteit Moderne beeldende kunst vanaf 1800., dan heb je veel heel kennis vergaard en kennis genomen van alle stromingen en vooraanstaande kunstenaars en dan stel je vast dat je van het verschijnsel  Amsterdamsche Impressionisten, niet hebt gehoord of het hebt gemist, dat je wellicht tijdens een college niet goed hebt opgelet. Kennis genomen van dit boek en getracht erachter te komen wat deze kunsthistoricus heeft bewogen een dimensie toe te voegen aan de kunsthistorie. Eerlijk gezegd is het boek, naar mijn mening, niet erg overtuigend. Maar eerst even kijken naar opzet en argumenten voor de stelling van de heer Hammacher. Op pagina vijf zet hij zijn beweegredenen op papier als volgt : Maar het langzamerhand  omstreeks 1894 ontstane begrip :"Haagsche School" en het zich afteekenen te Amsterdam van andere voelende en willende richtingen heeft werkelijken  en dieperen zin dan een ver gaand particularisme. .Verder schrijft hij dan :  De beweging wordt vaak aangeduid met den alles omvattenden en weinig zeggende naam : de reactie der Amsterdammers. Er is echter een zoo principiële verscheidenheid en inzichten  en verlangens tussen deze jonge menschen ontstaan, de kunst die zij als ideaal voor zich zien is zoo weinig van eenheid en is gericht op zoveel verschillende doeleinden dat van een Amsterdamsche School na de Haagsche evenmin gesproken mag worden, als is er een Amsterdamsch verband. En verder
"Te Amsterdam komen jonge schilders samen, die niet los van de Haagsche formule zijn, maar daarvan wel los willen komen. ......... Dat loskomen van het Haagsche impressionisme betekende voor de een het zoeken naar groteren vormvastheid , voor den ander gespannen aandacht voor het levensdetail, voor weer anderen een breeder opgevat impressionisme met ander palet, tot overwinning van de Haagsche grijzen,

Het blijft nog wel vaag, maar Hammacher stelt vast dat de economische vooruitgang in Amsterdam groter is dan in Den Haag en plakt het epitheton van Amsterdams impressionisme op de schilders Isaac Israëls en G.H. Breitner.  Einde van de beweging komt dan als Breitner in Aerdenhout gaat wonen in 1903. Hoogtepunt van de beweging 1883-1886 uitlopend naar 1903. In het zogenaamde tweede impressionisme rekent Hammacher de volgende schilders tot deze stroming : de reeds genoemde Breitner, Verster, Van Looy, Willem Witsen, Kaspar Karsen, Haverman, J. Veth en Der Kinderen. Zij ondervinden in hun werk, volgens schrijver, het bruisende van een wereldstad en proberen zich te ontworstelen aan het ambtelijke Haagsche  regeringsmilieu.  De Amsterdammers  schilderen met grotere overgave aan het leven, worden er meer door geraakt en vinden waarden van gemeenschapszin en soms ook van eenzaamheid. Van Gogh had in 1883 het atelier van Breitner bezocht en Vincent had op dat moment best wel veel kennis van technieken etc. , maar hij begreep de grote lege kleurplekken en vegen niet, terwijl Breitner hem uiteenzette dat deze bedoeld waren als binding van de delen. Dat is onder meer te zien in zijn werk Vischbank te Rotterdam ui 1882. Geprobeerd om een afbeelding daarvan te vinden, maar dat is niet gelukt, maar de eerste afbeelding hierboven van Maannacht laat ook veel van die grote lege vlekken zien. Als iemand mij die afbeelding kan leveren, houd ik me aanbevolen. Tenslotte nog iets van verbazing . In 2003 werd aan de VU aan een van de mooiste opdrachten gewerkt onder het thema Collectie-onderzoek. Het gekozen thema was stadsgezichten en het werkstuk kreeg de naam mee van Verstilde Stedepracht. Bij de eerste presentatie ontstond er een discussie over het schilderij van Kaspar Karsen : De oude Beurs van Hendrick de Keyser. te Amsterdam , een schilderij uit 1836. Docenten en studenten waren van mening dat dit schilderij eigenlijk niet viel onder de categorie Stadsgezichten. Veel was niet aan te voeren als verdediging en er zat niet anders op dan een ander schilderij te kiezen. Achteraf was die nieuwe keuze interessanter, want in het depot in het havengebied net voorbij de Coentunnel, kon ik het werk van Willem Witsen  de Oude Schans, van dichtbij bewonderen. Het lag daar in opslag en men had het voor mij uit de stelling gehaald en kon er fysiek van genieten. Maar waarom dan dit verhaal, Op pagina 9 van het boek van Hammacher treft je het schilderij van K. Karsen aan onder het hoofdstuk Stadsgezichten.  Ja, denk je dan, waarom vonden in 2003 deze beoordelaars dit geen stadsgezicht??  Het had destijds mij een reis naar Amsterdam gescheeld en veel energie om opnieuw een ander schilderij te moeten analyseren en een entry te maken, maar je dient dat op te vatten als een fase in het leerproces en daar is wat voor te zeggen. Afhankelijk van uw reacties, wordt de volgende column nog aan het boek besteed en in het andere geval ligt er wel een ander onderwerp. op de plank.Geniet van deze u toegeworpen kennis en blijf genieten van al het moois van de kunst. Kunstboeken, lezingen, adviezen, taxaties, rondleidingen etc. contact via deze blog
drs jjj artes admirans. ( kunstbewonderaar = vertaling voor diegenen, die geen Latijn in het pakket hadden)

2 comments:

  1. Dit zelfde boek heb ik afgelopen januari gevonden in Den Bos in de boekenbeurs; Wat mij opvalt in dit boek is het taalgebruik: volgens mij worden de woorden hier gebezigd niet veel meer gebruikt: vervoering spreekt er uit!! Aandaande de doelstelling van dit boek: een geheel eigen stroming aan te duiden: volgens mij slaagt de schrijver daar best wel in, maar je moet wel goed lezen hoe hij de verschillen in het haagse en het amsterdamse weergeeft, zeker dit in hfd V; graag meer van dit soort van taalgebruik in de kunstprogramma's!!
    Vincent

    ReplyDelete
    Replies
    1. pas nu lees ik je reactie. Hammacher was een grote autoriteit op gebied van de kunsthistorie, maar het boek heeft er niet toe geleid, dat zijn visie in brede kring door kunsthistorici is gedeeld. Dat kan en mag

      Delete